Stel je even voor: je wordt gevraagd om iets te doen wat je nog niet eerder gedaan hebt. Dagvoorzitter zijn van een groot internationaal seminar bijvoorbeeld (ik noem maar wat đ). Of meedoen met improvisatietheater (my worst nightmare đ). Wat is dan je eerste gedachte?
‘Oh god, ik hoop dat ik al iets hĂ©Ă©l belangrijks heb staan die dag’.
Of: ‘Oh god, ik ben NU al zenuwachtig, maar ik geloof dat ik het gewoon ga doen!’
Ik was echt definitely iemand uit de eerste categorie. Je wil niet weten hoe vaak ik vroeger ‘ziek’ was tijdens spannende momenten (zoals tijdens dat besturendiner in Groningen waar ik als voorzitter van de studentenvereniging een speech moest geven voor alle besturen van Groningen – sorry B2002 đ #confession #wistenjulliewaarschijnlijkallang). Of niet per se âschoolziekâ, maar gewoon de kans voorbij laten gaan. Je hand niet opsteken. Iemand anders voor laten gaan. Duiken. Ik heb dat heel lang gedaan.
Oh ja, en dan was ik ook nog zo iemand die dan achteraf stiekem vond dat ik het EIGENLIJK beter zou hebben gedaan dan diegene die godsakke wel zijn nek had uitgestoken⊠Vreselijk irritant.
En achteraf ook altijd spijt. En boos op mezelf. Weer een kans laten lopen. Weer laf geweest. Of zoals ik nu zou zeggen: weer niet de arena in gestapt.
Tot het moment kwam dat die onvrede te groot werd. Ik weet nog goed, tijdens mijn opleiding tot trainer bij Boertien, hoe ik bij iedere driedaagse STEEVAST de eerste avond zat te balen op mijn hotelkamer dat ik die dag ALLE kansen om te oefenen voorbij had laten gaan. Uit angst niet goed genoeg te zijn, âdie anderen zijn ZOVEEL beter, straks ga ik af als een gieterâ, en vul maar in. Ik moest dus eigenlijk eerst PERFECT zijn voordat ik ĂŒberhaupt mezelf liet zien. Nooit dus.
Ik moest dus eigenlijk eerst PERFECT zijn voordat ik ĂŒberhaupt mezelf liet zien
Tot ik -met knikkende knieĂ«n en zweetstraaltjes op mijn rug- de volgende ochtend besloot mezelf klem te zetten. Iets te creĂ«ren waardoor ik niet meer terug kon. Wat ik zei was iets in de trant van: âIk wil even iets delen, en ik ga straks ontzettend hard balen dat ik dit nu zeg. Maar ik wil meer oefenen. Ik vind het MEGAspannend en ingewikkeld en zenuwslopend en moeilijk. Maar ik wil niet meer duiken, ik wil ook voor die groep. Dus bij deze de uitnodiging om -als ik zelf mijn hand niet opsteek- mij een liefdevolle SCHOP onder mijn kont te geven.â
En ik weet ook nog precies dat moment, die split second waarin je beslist: âGa ik dit zeggen of hou ik gewoon mijn mondâ. Dat ene moment waarop je Ăłf in het donker in de coulissen blijft staan, Ăłf het licht in stapt het podium op. Die arena in, of niet. Wacht je te lang, dan is het moment voorbij en neemt je angstige stemmetje het weer over. Dat stemmetje dat een kei is in het bedenken van uitvluchten en smoesjes⊠âIk zie wel even hoe het gaat vandaagâ. En dan is de kans groot dat je die dag weer voorbij laat gaan zonder je kans te pakken.
Deze gedachten helpen mij altijd enorm:
- Wat is het ergste dat er kan gebeuren? En stel dat dat gebeurt, wat dan?
- Wat zou de 70-jarige Saskia zeggen dat ik moet doen?
- Als ik ooit op mijn sterfbed lig, heb ik dan spijt als ik het niet heb geprobeerd?
En dan, op het moment suprĂȘme, gewoon beginnen. Beginnen met praten: âIk vind dit heel moeilijk, maar ik ga het toch zeggenâ. Of gewoon die hand opsteken zodra de vraag komt. Meteen. In het moment. Zonder na te denken. Zodat mijn hoofd geen tijd heeft om te gaan twijfelen, om 100 redenen te bedenken waarom het geen goed idee is.
Ik vind dit echt nog steeds SUPERmoeilijk, en ik vraag me ook af of het ooit makkelijker gaat worden. Maar ik weet wel dat het ZO de moeite waard is om te doen: in het licht gaan staan, je hand opsteken, JA zeggen. Het geeft je het gevoel dat je leeft, dat je IN het leven staat in plaats van dat het leven aan je voorbij stroomt en jij langs de kant staat te kijken.
Oh, en trouwens, dit heeft (natuurlijk) ook weer voor een heel groot deel te maken met de manier waarop ik ben opgevoed, met ons op prestatie gerichte onderwijs, met de om resultaten draaiende maatschappij waarin ik ben opgegroeid. Goed nieuws, want dat betekent dat ik als moeder invloed heb op hoe mijn kinderen dit gaan leren.
Hoe? Hier een paar tips:
- Door kinderen vooral NIET te vertellen hoe GEWELDIG GOED ze in iets zijn, hoe ONGELOFELIJK KNAP het is dat ze kunnen [fietsen/aankleden/boterham smeren/etc], hoe PRACHTIG ze kunnen tekenen. Nee, dat helpt niet. Wel helpt het om ze te complimenteren voor HOE ze iets doen, te beschrijven wat je ze ziet doen, hoe ze iets hebben aangepakt. Dat ze het bleven proberen bijvoorbeeld, en dat het nu wél lukt. Feedback geven op het proces, niet op het resultaat.
- Door zelf dagelijks te laten zien dat ik iets nog niet kan, dat ik ergens beter in kan worden, dat ik kan groeien. Be the example you never had.
- Door het woord âNOGâ te gebruiken: âHet lukt je nog niet, je hebt nog wat meer oefening nodigâ. Of: ‘Weet je nog? Eerst lukte het nog niet goed om te fietsen zonder zijwieltjes, en je bleef oefenen en proberen. En nu kun je het! Dat noem ik nog eens doorzettingsvermogen.’
Hiermee aan de slag? Voor jezelf Ă©n voor je kids? Meld je aan voor de tweedaagse mini-retraite âVoor imperfecte moeders met imperfecte kinderenâ op 25 en 26 april 2020. EĂ©n dag aan de slag met jezelf, en Ă©Ă©n dag met jou als moeder.
Of kom naar een van de inspiratieworkshops. De eerstvolgende is aanstaande zaterdag 18 januari van 13.00 tot 17.00 uur in Voorschoten. Wil je meer weten? Stuur me even een berichtje, dan bellen of mailen we!
See you!